- verbinden
- {{verbinden}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [samenvoegen] join (together) ⇒ connect (to/with)2 [in samenhang brengen] connect ⇒ link3 [omzwachtelen] bandage4 [door een overeenkomst/band koppelen aan] connect, attach ⇒ join (up)5 [telefonisch aansluiten] connect (with) ⇒ put through (to)♦voorbeelden:1 verbinden met • join to, connect to/with, link (up) to/with4 aan een instelling verbonden zijn • be at an institutioner zijn geen kosten aan verbonden • there are no expenses involvedeen man met een vrouw in de echt verbinden • join a man to a woman in marriagehet verbindt u tot niets • it does not commit you to anything5 ik ben verkeerd verbonden • I have got a wrong numberkunt u mij met de heer X. verbinden? • could you put me through to Mr X?II 〈wederkerend werkwoord; zich verbinden〉1 [zich verplichten] commit oneself (to)2 [scheikunde] combine (together)♦voorbeelden:1 zich verbinden om werk te doen • undertake/agree to do workzich voor twee jaar aan een baan verbinden • tie oneself to a job for two years
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.